|
Tarieven bodem-micromorfologisch onderzoek?
Hieronder volgt een tabel met algemene tarieven per (afzonderlijk)
profiel. Deze tarieven zijn exclusief BTW en inclusief; monstername
(in het lab), vervaardigen van slijpplaten, analyse, rapportage
en foto's. De standaard maatvoering voor een slijpplaat is
9 cm hoog en 6 cm breed (kubiëna-size). Afhankelijk van
de monsterstrategie en/of vraagstelling kan gekozen worden
om monsters te nemen van 9 x 6 cm of monsters van 9 x 3 cm,
waarvan er twee naast elkaar op één slijpplaat
worden geplaatst.
Tarieven (9 x 3 cm met een minimum van 18 cm lengteprofiel)
Totale hoogte bemonsterd(e) profiel(en) |
Prijs (excl. BTW) |
18 cm. |
€ 1.650,-- |
36 cm. |
€ 2.200,-- |
Voor elke 18 cm meer, bedragen de kosten € 900,-- euro
excl. BTW.
Tarieven (9 x 6 cm)
Totale hoogte bemonsterd(e) profiel(en) |
Prijs (excl. BTW) |
9 cm. |
€ 1.450,-- |
18 cm. |
€ 2.050,-- |
27 cm. |
€ 2.660,-- |
36 cm. |
€ 3.275,-- |
Voor elke 9 cm meer, bedragen de kosten € 700,-- euro
excl. BTW.
Bij analyse van meerdere profielen die van dezelfde locatie
komen en min of meer dezelfde materialen/verschijnselen beslaan
en dezelfde vraagstelling hebben, mag het totaal als één
profiel worden gezien. Dit is bijvoorbeeld het geval als tijdens
een booronderzoek van meerdere boringen de top van het pleistocene
zand wordt bemonsterd of als binnen een opgraving op meerdere
plaatsen dezelfde vondstlaag wordt bemonsterd. Voor een specifiek
op uw vraagstelling toegesneden offerte verzoeken wij u contact
op te nemen met ons (zie tabblad contact).
De doorlooptijd vanaf monstername tot en met oplevering conceptrapport
bedraagt momenteel tussen de 11 en 15 maanden. Dit heeft te
maken met het secuur laten drogen van het genomen monstermateriaal
(zie beschrijving tijdspad) maar ook met het beperkte aantal
labs in Europa. Er zijn er maar een paar die beschikken over
de juiste kennis, kunde en faciliteiten om onze type bodems
tot kwalitatief goede slijpplaten te verwerken.
Hoe gaan we te werk en welk tijdspad hoort daarbij?
In het veld kan het beste bemonsterd worden met pollenbakken
van 50 cm hoogte en 10 cm breedte en 10 cm diepte. Op deze
manier kunnen lagen en sporen bemonsterd worden met delen
van de onder- boven- en eventueel naastliggende lagen. Voor
een dergelijke bemonstering hoeft in het veld geen bodem-micromorfoloog
aanwezig te zijn. Aan het einde van de opgraving kan in samenwerking
met de bodem-micromorfoloog een selectie worden gemaakt van
de te analyseren verschijnselen.
Monsters kunnen ook uit boorkernen genomen worden (aanbevolen
diameter van de boorkernen is minimaal 5 cm). Eventueel kunnen
boorkernen in hun geheel worden aangeleverd.
Pollenbakken en/of boorkernen, kunnen naar ArcheoPro worden
gestuurd. In overleg worden hieruit met behulp van kleinere
monsterblikken deelmonsters genomen van 9 cm hoogte en 3 cm
breedte of 9 cm hoogte en 6 cm breedte. Het is belangrijk
om op de pollenbakken goed te markeren wat de bovenkant is
en om met de pollenbakken foto's mee te leveren van het profiel
met daarin de pollenbak(ken) alsmede een profieltekening met
laagaanduidingen en de posities van de te nemen monsters.
De genomen monsters worden gedurende drie tot zes maanden
onder geconditioneerde omstandigheden gedroogd of in de aceton
geplaatst om de monsters watervrij te krijgen. De droogtijd
is afhankelijk van het type sediment. Zand droogt bijvoorbeeld
sneller dan klei of veen. Vanwege het overwegend 'zachte'
sediment waaruit de Nederlandse bodems bestaan is het noodzakelijk
om de monsters rustig te drogen zodat geen vervorming van
het bemonsterde materiaal optreed en microstructuren intact
blijven. Tevens is dit langzame droogproces essentieel om
het bemonsterde materiaal volledig te ontdoen van water. Het
in aceton opgeloste polyester, waar de monsters mee geïmpregneerd
worden, kan namelijk pas alle poriën binnendringen als
het water volledig verdwenen is. Nadat de monsters volledig
watervrij zijn, worden ze geïmpregneerd met een kleurloze
onverzadigde polyesteroplossing en onder vacuüm geplaatst.
Door het meerdere malen onder vacuüm plaatsen van de monsters,
verdampt de aceton en raakt het monster volledig doortrokken
met polyester. Dit proces duurt ongeveer een maand. Na verdamping
van het grootste gedeelte van de aceton harden de monsters
uit door middel van blootstelling aan de lucht. Dit duurt
circa twee weken tot zes weken.
Vervolgens worden van de uitgeharde blokken slijplaten gemaakt.
Een slijpplaat heeft een grootte van 9 x 6 cm (kubiëna-formaat)
en een dikte van 25 micrometer. De plaat wordt gemaakt uit
de kern van het verharde blok om verstoringen zoveel mogelijk
uit te sluiten. Vervolgens kunnen de slijpplaten worden geanalyseerd.
Dit gebeurt met een polarisatie lichtmicroscoop met vergrotingen
tot 500 maal. Analyseren en rapporteren duurt gemiddeld 2
weken (tot maximaal 6 slijpplaten). Naarmate de hoeveelheid
slijpplaten groter wordt zal de doorlooptijd van de rapportage
ook toenemen.
Bodem-micromorfologie, wat kun je ermee?
Bodem-micromorfologisch onderzoek maakt het mogelijk om (on)verstoorde
bodem-/profieldelen door middel van slijpplaten microscopisch
te bestuderen en kan antwoord geven op onder andere de volgende
vragen:
- Uit wat voor sediment bestaat het bemonsterde materiaal?
- Wat is de genese van het sediment?
- Heeft bodemvorming plaatsgevonden?
- Zijn afwijkende lagen van natuurlijke of antropogene
oorsprong?
- Liggen artefacten op hun oorspronkelijke plek of zijn
deze verplaatst?
- Vormt een bepaalde laag een oud oppervlak?
- Heeft een laag aan bodembewerking blootgesteld gestaan?
- Is er sprake van ophoging (grafheuvel, terplichaam, plaggen,
vloer, esdek, dijk e.d.)?
- Heeft ophoging gefaseerd plaatsgevonden of in één
keer?
- Wat onderscheidt grondsporen van het natuurlijke bodemmateriaal?
- Hoe is een grondspoor opgevuld geraakt?
- Waarvoor is een kuil gebruikt en zijn er meerdere gebruiksfasen?
- Hebben overstromingen plaatsgevonden?
- Is een archeologisch pakket in één keer
of gefaseerd gevormd?
- Heeft erosie plaatsgevonden?
- Heeft betreding plaatsgevonden?
- Is er gestookt, zo ja: wat en hoe vaak?
 |
 |
Werkplekken voor de microscopische analyse
van slijpplaten. |
Om een antwoord te kunnen geven op bovenstaande vragen, worden
micromorfologische verschijnselen (die in de slijpplaten onder
de microscoop kunnen worden waargenomen) beschreven. Dit zijn
onder meer:
- aanwezige bodemmaterialen (matrix of moedermateriaal);
- aanwezige artefacten (onnatuurlijke insluitsels in het
natuurlijke bodemmateriaal);
- (micro)sedimentatie (gelaagdheid tot op het niveau van
tienden van millimeters);
- grootteverdeling/sortering (afmetingen van deeltjes en
eventuele verloop daarin);
- rangschikking van grof materiaal ten opzichte van fijn
materiaal;
- oriëntatie van deeltjes, in- en uitspoeling (podzolvorming
en vorming Bt-horizont);
- humusvormen (ruwe humus, moderhumus, stofhumus);
- mate van ontkalking (klei, silt en zand);
- mate van veraarding (veen);
- mate van bioturbatie (graaf- en wortelgangen e.d.);
- aanwezigheid van as en overige stookresten;
- rangschikking van as t.o.v. overige stookresten;
- fragmentatie (houtskool, bot en aardewerk);
- oriëntatie van lagen;
- overgangen tussen lagen (geleidelijk, abrupt of erosief?);
- vulling van poriën en de mate van afronding (zandkorrels,
houtskooldeeltjes en aardewerkkruimels).
Hieronder volgen voorbeelden van een aantal verschijnselen:
 |
 |
Midden op dit microscoopbeeld is een, voor het blote
oog onzichtbaar, verbrand botdeeltje te zien. In dit geval
maakt het duidelijk dat de hier onderzochte kuilvulling
is ontstaan tijdens de bereiding van dierlijk materiaal.
|
Op deze foto is de afbraak van organisch materiaal onder
invloed van moderne processen zichtbaar. In dit geval
betreft het uitdroging van een plantenweefsel door bodemontwatering.
In een slijpplaat is dit fenomeen uitstekend zichtbaar
en eventueel zelfs van jaar tot jaar te volgen. |
 |
|
Op deze foto is te zien hoe betreding leidt tot vermenging
van bodemmateriaal zoals in dit geval verbrand bot met
houtskool en klei. Bovendien is een kenmerkende vorm van
fragmentatie van houtskooldeeltjes zichtbaar die veroorzaakt
wordt door betreding. |
|
Onze specialisten:
Kirsten van
Kappel
Is in 2004 afgestudeerd aan Wageningen University & Research
Centre in de richting Bodemvorming en Ecopedologie. Haar afstudeeronderzoek
was gericht op de micromorfologische bestudering van het effect
van kunstmatige ophogingen op archeologische vindplaatsen
in de Noordelijke kustzone van Nederland. Sinds haar afstuderen
is zij actief als bodem-micromorfoloog.
Richard Exaltus
Heeft in 1992 zijn studie prehistorie afgerond aan de Rijks
Universiteit Leiden met een afstudeervak aan de Wageningen
University & Research Centre, waarbij hij is afgestudeerd
op de micromorfologische bestudering van Site Formation Processes.
Sinds zijn afstuderen is hij actief als bodem-micromorfoloog.

Gezamenlijk doen we inmiddels al 40 jaar onderzoek en hebben
we enkele honderden (deel)publicaties uitgebracht over allerlei
bodemkundige-, en archeologische verschijnselen die zijn aangetroffen
tijdens prospectie onderzoeken, opgravingen, monitoringstrajecten
en natuurherstel projecten.
Hieronder een korte samenvatting van enkel van deze projecten.
Samenvattingen
O2
Tijdens opgravingen in het kader van de Dijkteruglegging te
Lent zijn diverse gracht-, sloot- en greppelvullingen aangetroffen
die onderdeel uitmaken van een nederzettingsterrein uit de
Middeleeuwen en de nieuwe tijd. Om inzicht te krijgen in de
aard van de opvullingen (natuurlijk of antropogeen) en het
al dan niet watervoerend zijn van de watergangen, zijn monsters
ten behoeve van bodem-micromorfologisch onderzoek genomen.
Op basis van dit onderzoek kon inzichtelijk worden gemaakt
welke delen in watergangen door natuurlijke processen zijn
opgevuld en welke door antropogene invloeden. Tevens konden
uitspraken worden gedaan over het al dan niet watervoerend
zijn van watergangen en of het stilstaand of stromend water
betrof.
Het domein van boer en de ambachtsman
Tijdens een opgraving op het voormalig veilingterrein van
Wijk bij Duurstede is in een restgeul een aslaag aangetroffen.
Om meer inzicht te krijgen in de aard van deze aslaag en de
afzettingsomstandigheden die tijdens de vorming ervan heersten,
zijn monsters genomen ten behoeve van bodem-micromorfologisch
onderzoek. Op basis van dit onderzoek is gebleken dat de aslaag
bestaat uit verbrandde kruidachtige vegetatie die zowel door
in- als ex-situ activiteiten is ontstaan. Tevens zijn in de
slijpplaten twee kleilagen aangetroffen waaruit blijkt dat
de geul ten tijde van de vorming van de aslaag tenminste twee
keer watervoerend is geweest.
Twintig meter diep!
Tijdens karterend inventariserend veldonderzoek, uitgevoerd
in het plangebied Yangtzehaven te Rotterdam, zijn op ca. 20
meter beneden het maaiveld Mesolithische resten aangetroffen.
Om meer inzicht te krijgen in de aard van de bodem en eventuele
aanwezigheid van archeologische indicatoren op deze diepte,
zijn monsters uit Begemann boringen genomen ten behoeve van
bodem-micromorfologisch onderzoek. Op basis van dit onderzoek
is gebleken dat er sprake is geweest van bodemvorming. Deze
uit zich in een lichte mate van doorworteling en wortels die
deels zijn afgebroken (door bodemfauna) tot stofhumus dat
vervolgens is neergeslagen als huidjes rond zandkorrels. Op
diverse niveaus in het bemonsterde profiel zijn tevens verkoolde
resten van in situ verbrandde vegetatie aangetroffen die duidden
op menselijke stookactiviteiten die naar alle waarschijnlijkheid
dienden om het betreffende gebied geschikter te maken voor
begrazing door vee.
Lijst van recente publicaties:
- Bodem-micromorfologisch onderzoek De Grift Noord (DGN1).
De Meern (Kirsten van Kappel en BAMN).
- Schans Knodsenburg (NLD8) gemeente Nijmegen een bodem-micromorfologisch
onderzoek. Eijsden (ArcheoPro rapportnr. 15044).
- O2 (NLD16) gemeente Nijmegen een bodem-micromorfologisch
onderzoek. Eijsden (ArcheoPro rapportnr. 15045).
- The reconstruction of a buried Maas river landscape near
Lomm (Limburg, The Netherlands) Using a multi-disciplinary
approach; Human adaption to landscape changes. Berlin (eTopoi
Journal for Ancient studies, special volume 3, pp. 31-38).
- Location, location, location: the construction and preservation
of Roman buriel mounds in the Dutch river delta. Berlin
(eTopoi Journal for Ancient studies, special volume 3, pp.
155-159).
- Ondergedekt Verleden (het effect van kunstmatige ophogingen
op archeologische vindplaatsen in het Noordelijk marine
gebied van Nederland). Wageningen. (WUR).
- Mesolithisch gebruik van een duin ten zuiden van Swifterbant
(8300-5000 v.Chr.). Een archeologische opgraving in het
tracé van de N23/N307, Provincie Flevoland. (Archol
rapport 174 & ADC rapport 3250).
- The Green, gemeente Almere een nulmeting zetting. Amersfoort
(ADC rapport 2690).
- Onvoltooid verleden, sporen van meer dan 10.000 jaar
menselijke activiteiten langs de Regge bij Nijverdal. Amersfoort
(ADC monografie 13).
- Twintig meter diep! Mesolithicum in de Yangtzehaven-Maasvlakte
te Rotterdam (BOORrapporten523).
- Tijd in centimeters, een kijkje in het landschap van
een dekzandrug te Almere. Amersfoort (ADC rapport 2662).
Bronstijdboeren op de kwelders. Amersfoort (ADC monografie
11).
- Keizershoeve I, archeologisch onderzoek op 'de grote
Aalst' te Ewijk. Amersfoort (ADC rapport 2000). Grafheuvels
in IJsselstein. Amersfoort (ADC rapport 3012).
- Cananefaten en Friezen aan de monding van de Rijn. Tien
jaar archeologisch onderzoek op de Zanderij-Westerbaan te
Katwijk. Amersfoort (ADC monografie 5).
- Bijzondere kuilen tussen de kolen. Amersfoort (ADC rapport
2376).
- Rituelen aan de Maas. Een archeologische opgraving te
Lomm. Amersfoort (ADC rapport 2333).
- Komfoor op terp 5 archeologisch onderzoek rond veenterp
te Peize. Amersfoort (ADC rapport 3133).
- Boeren, Romeinen en Edelen in het Westlandse kustgebied.
Amersfoort (ADC rapport 2153).
- Veraste en begraasde kwelders te Schagen. Amersfoort
(ADC rapport 3264).
- Wonen en werken in de Late IJzertijd in Spijkenisse.
Amersfoort (ADC rapport 2665).
- Vlaardingen Geert Grootelaan. Amersfoort (ADC rapport
2317).
- Het domein van boer en de ambachtsman. Een opgraving
op voormalig veilingterrein te Wijk bij Duurstede. Amersfoort
(ADC monografie 12).
- Wergea Terp Groot Palma. Amersfoort (ADC rapport 2053).
- Zijdepark te Leidschendam. Amersfoort (ADC rapport 2616).
- Landschapsontwikkeling en bewoningsgeschiedenis in de
wijk Holy te Vlaardingen. Amersfoort (ADC rapport 2694).
- De motte van Breust. Een opgraving van een middeleeuwse
kasteelheuvel en zijn omgeving in Eijsden-Breust. Amersfoort
(ADC monografie 15).
- Toerit N207 naar de N11 te Alphen aan den Rijn. Amersfoort
(ADC rapport 2843).
- Tunnel door verdronken landschappen. Amersfoort (ADC
rapport 3445).
- Bedrijvigheid in de Bronstijd. Amersfoort (ADC rapport
3411).
- Tienduizend jaar landschaps- en bewoningsgeschiedenis
tussen Well en Aaijen. Amersfoort (ADC rapport 3472).
- Ede Kernhem Vlek B. Amersfoort (ADC rapport 3757).
- Flevoland kennisontwikkeling programma archeologie Hanzelijn
(TUDelft, ADC ArcheoProjecten en Deltares).
- Maassluis, Weverskade 60 een Opgraving. Amersfoort (ADC
rapport 2742)
- Westland Naaldwijk, Naaldwijk Hogeland een proefsleuvenonderzoek.
Amersfoort (ADC rapport 2799)
- Micro-milieu op Wartena-Noord, in concept (Rijks Universiteit
Groningen)
- Bodem-micromorfologische onderzoek Castellum Hoge Woerd,
in concept. (afdeling Erfgoed gemeente Utrecht).
- Bodem-micromorfologische onderzoek Museum Nunspeet, in
concept. (RAAP).
- Bodem-micromorfologische onderzoek Aardgastransportleiding
Beverwijk en Wijngaarden, in concept. (ADC).
- Bodem-micromorfologische onderzoek Plechelmusplein te
Oldenzaal, in concept. (ADC).
- Bodem-micromorfologische onderzoek Visweg te Limmen,
in concept. (ADC).
- Bodem-micromorfologische onderzoek vindplaats 41 te Spaarndam,
in concept. (ADC).
- Bodem-micromorfologische onderzoek Grote Markt Oostzijde
te Groningen, in concept. (RAAP).
|
|