ArcheoPro Geofysica webassistent

Informatieverdieping

Beschrijving bodemsoort

De bodem is van groot belang voor de keuze van de meetmethode en van de resultaten die daar uit komen. De bodemkundige en hydrologische samenstelling bepaalt de werking van de meettechnieken. Magnetische technieken meten de magnetische eigenschappen van de bodem, weerstandstechnieken meten de stroomgeleiding en grondradar meet de reflectie eigenschappen.
De vochtigheid van de bodem speelt ook een belangrijke rol, daar is een ander keuzesituatie voor.

In Nederland zijn voornamelijk klei-, zand-, veen-, grind- of lössbodems aanwezig.

  • Kleibodems zijn uitstekend voor EM, weerstandsmetingen en magnetometingen. Kleibodems zijn minder geschikt voor grondradar omdat klei de radarsignalen snel dempt. Let op met vorst, bevroren grond is een isolator, dan hebben ondiepe EM metingen en weerstandsmetingen geen goede resultaten. Wacht dan tot de vorst helemaal uit de grond weg is. Bij droogte worden kleibodem vaak zo hard dat electrodes van weerstandsmetingen geen contact meer maken.
  • Zandbodems kunnen in droogte snel zodanig droog worden dat de electrodes van de weerstandsmetingen geen contact meer maken. Het bevochtigen van het onderzoeksgebied maakt het alleen maar slechter omdat dan de bovengrond nat is maar het niet de grond in dringt. gebruik dan EM of grondradar.
  • Veenronden zijn ideaal voor alle geofysische methodes
  • Grind is heel complex, het droogt snel uit, houdt geen water vast en levert maximale reflecties in radar. Dat zijn geen prettige bodemomstandigheden
  • Löss is vergelijkbaar met klei.

Voorbeeld: Kleibodems zijn minder geschikt voor grondradar omdat de klei het signaal snel dempt maar zijn diezelfde kleibodems zijn juist zeer geschikt voor weerstandsmetingen.

Sluit dit venster om terug te keren naar Geofysica webassistent